rouw

Rouwverlof, op weg naar een verlenging?

  • Bericht auteur:
  • Bericht reacties:0 Reacties

De regelgeving rond het rouwverlof dateert al van 1963. Al 20 jaar lang worden er met de regelmaat van de klok wetsvoorstellen ingediend om dat rouwverlof aan te passen. Helaas zijn ze allemaal gestrand ergens tussen formuleren van een voorstel en de laatste stemming.

Op dit moment is het zo dat je voor het overlijden van een partner recht hebt op drie dagen rouwverlof op te nemen tussen het overlijden en de begrafenis. Hetzelfde aantal dagen geldt voor een kind, ouder, schoonouder of stiefouder.

Op dit ogenblik zijn er maar liefst zes wetsvoorstellen in bespreking over dit thema.

Elk van de voorstellen start met de vaststelling dat drie dagen veel te kort is. Dat is misschien net voldoende tijd voor het regelen van de begrafenis, maar veel te kort voor de andere administratieve zaken en al zeker om te rouwen. Mensen moeten nu ziekteverlof nemen of hun verlofdagen gebruiken.

Alle wetsvoorstellen stellen een uitbreiding van 3 naar 10 dagen voor.

Van die 10 dagen zou een deel (variërend van 5 tot 7) flexibel kunnen opgenomen worden binnen een bepaalde periode na het overlijden (6 maanden – 3 jaar).

Over wie de extra dagen zal betalen verschillen ze van mening: het RIZIV, de RVA of de werkgever.

Bespreking in commissie, dinsdag 23 februari

Tijdens deze vergadering werden de voorstellen toegelicht. Opvallend is de eensgezindheid dat drie dagen inderdaad te kort is. Rouwen is geen ziekte, het is een normale reactie op een betekenisvol verlies, iedereen heeft recht om even stil te staan bij dat verlies.

Behalve het rouwverlof is het ook belangrijk dat er op het werk gepast gereageerd wordt op rouw. Sensibilisering op dit gebied is ook nodig.

Tot slot is er ook aandacht voor het stijgende aantal nieuw samengestelde gezinnen. Voor stiefouders was al iets voorzien, maar nog helemaal niets voor stiefbroers, -zussen en -grootouders.

Alle teksten moeten nu samengevoegd worden en er zal een consensus moeten gevonden worden over de punten die verschillend zijn. De parlementsleden vinden het belangrijk om de sector zelf te horen en stelt een hoorzitting voor. Odos ontving ook een uitnodiging voor deze hoorzitting.

Vanaf 45’ kan je de bespreking van de voostellen volgen http://www.dekamer.be/media/index.html?language=nl&sid=55U1421&offset=3485

Hoorzitting, woensdag 3 maart

Iedere spreker krijgt 10 minuten tijd. Op die 10 minuten kan je natuurlijk niet alles zeggen wat je zou willen. Hierbij de belangrijkste punten van mijn eigen tussenkomst.

  • Aantal dagen: een aantal dagen op rouw kleven is niet zo eenvoudig, want dat zou betekenen dat je een rangorde maakt in verlies. Ik heb gezegd dat 10 dagen niet genoeg is, 20 ook niet, toch niet als daarbij de idee leeft dat je de administratie kan regelen in die tijd of dat het genoeg tijd is om te rouwen.

  • Voor wie: de lengte van het rouwverlof zou in ieder geval voor iedereen die een partner verliest hetzelfde moeten zijn. Bij zo’n ingrijpende gebeurtenis maakt het niet uit of je ambtenaar bent, werknemer in de privésector of zelfstandige. Ook niet de keuze die je maakte om te huwen, wettelijk of feitelijk samen te wonen.

  • Flexibiliteit: ik vermoed dat in de praktijk een meerderheid ervoor zal kiezen de dagen meteen te gebruiken. Al was het alleen om de begrafenis en de eerste administratieve zaken te regelen. Andere mensen hebben heel erg nood aan hun werk, aan structuur, aan collega’s, iets in hun leven dat niet veranderd is. Het is fijn dat zij de kans zullen krijgen om later een dag of een periode thuis te blijven. Hoe lang moet die periode dan zijn? Een jaar eerder dan 6 maanden, omdat in dat jaar alles een eerste keer passeert.

  • Wie betaalt: hierbij wees ik op het probleem voor mensen met een overlevingspensioen, dat zou immers niet cumuleerbaar zijn met een uitkering rouwverlof betaald door RIZIV of RVA.

  • Andere ondersteuning: de werklozenval bij het overlevingspensioen, de te korte periode van twee jaar overgangsuitkering, de grote fiscale druk, alternatieven om de combinatie werk-gezin-rouw haalbaarder te maken, de overdracht van niet gebruikt ouderschapsverlof, sensibilisering van de werkgever en tussenkomst voor rouwbegeleiding kwamen aan bod.


Een samenvatting van de andere sprekers

  • La ligue des familles: gezinnen hebben tijd nodig om te rouwen, ze steunen een verlenging van het rouwverlof. Gezinnen hebben te maken met heel wat administratieve rompslomp en dan ook naar de adviserend geneesheer. Het is essentieel tijd te nemen om de pijn te verzachten. Voor hen zijn 10 dagen een minimum en moet rekening gehouden wordt met de nieuwe samenstelling van gezinnen. De verloning moet via het loon gebeuren.
    Gezinnen hebben hulp nodig om niet in armoede terecht te komen, de partner valt weg, maar de kosten blijven hetzelfde. De overgangsuitkering is te kort, niet voor wettelijk samenwonenden en de belastingen zijn hoog.
    Psychologische ondersteuning: iedereen zou dezelfde opvolging moeten krijgen. Veel gezinnen krijgen geen psychologische hulp omdat ze dat financieel niet kunnen dragen.
    Administratieve begeleiding: er is nood aan een centraal aanspreekpunt. In Frankrijk bestaat dit, we zouden ons daarop kunnen inspireren.

  • Kom op tegen Kanker: hun concrete voorstel is ook 10 dagen bij partnerverlies. Zij stellen voor om die dagen op te kunnen nemen binnen 3 jaar. Ze benadrukken ook het belang van een rouwbeleid op het werk.

  • De nationale arbeidsraad
    • Vertegenwoordiger van de werkgevers: hij maakt een onderscheid tussen het overlijden zelf met daarbij de praktische afhandeling en rouw. Het eerste is volgens hem af te handelen in enkele dagen, voor rouwondersteuning daarentegen daarvoor dient het klein verlet niet. Bij vele werkgevers is er al veel begrip, ongeveer 60% geeft al zonder problemen extra dagen. Toch is nog veel sensibilisering nodig. Hij wil verder vooral het rouwverlof samen bekijken met alle andere verschillende verlofstelsels. 
    • Vertegenwoordiger van de werknemers: een focus op de betaling, het moet in elk geval gaan om een betaald verlof. Hij is grote voorstander voor een doorbetaling van het loon door de werkgever, voornamelijk om het allemaal niet nodeloos ingewikkeld te maken. De regeling moet ook gelden voor werknemers die het moeilijk afgedwongen krijgen, zoals de uitzendkrachten.


Vervolgens was het aan de parlementsleden om te reageren en om bijkomende vragen te stellen. Het waren heel wat vragen, hierbij de meest relevante voor ons.

  • Moeten de dagen opgesplitst worden, enkele dagen na het overlijden en de rest binnen een bepaalde periode?
  • De termijn waarbinnen de dagen opgenomen kunnen worden, een jaar of drie jaar?
  • Wat na het rouwverlof? Hoe kunnen werkgevers ondersteund worden?
  • Is er een spanningsveld tussen de werkgever en de terugkerende werknemer in rouw?
  • Hoeveel ziekteonderbrekingen worden op dit moment genomen als omstandigheidsverlof?
  • Wat met zelfstandigen?
  • Hoe kan je rekening houden met mensen in rouw, zonder in hun plaats te beslissen?
  • Welke oplossingen voor de taxatie op de overgangsuitkering?
  • Welke tips voor een centraal aanspreekpunt? Kan het OCMW of CAW hiervoor ingeschakeld worden?
  • Welke rekeningen worden geweigerd door banken?

Ik heb dan nog kunnen antwoorden dat hoe groter de flexibiliteit wordt in verband met het opnemen van de dagen, hoe beter. Minimum een jaar, maar natuurlijk zijn we ook niet tegen het voorstel van drie jaar. We zijn geen voorstander om het rouwverlof te koppelen aan alle andere verloven. Wanneer alles samen moet bekeken worden dreigt het rouwverlof opnieuw ondergesneeuwd te raken en op de lange baan geschoven. Het is fijn dat een aantal werkgevers al flexibel zijn, maar helaas zijn er ook de andere verhalen. Ik spreek de vertegenwoordiger van de werkgevers uitdrukkelijk tegen dat je voor het regelen van de administratie, in tegenstelling tot het rouwen, een aantal dagen kan vaststellen. Dat is absoluut een grove onderschatting van wat er allemaal moet geregeld worden na een overlijden.

We steunen de vraag om de betaling bij de werkgever te laten. Een belangrijk argument daarin is het administratieve, het moet vermeden worden om het allemaal weer extra ingewikkeld te maken, om weer heel wat formulieren te moeten invullen. Het zou ook tegemoet komen aan het probleem rond de cumulatie met het overlevingspensioen. Maar dan is de vraag in verband met zelfstandigen wel pertinent: wat als de partner zelfstandige is, en dus in feite zijn eigen werkgever?

Verder bevestigde ik dat de taxatie van het overlevingspensioen en de overgangsuitkering een groot probleem is. Onze oplossing: een netto in plaats van een brutobedrag. Een lager bedrag dan weliswaar, maar dan zonder het zwaard van Damocles boven ons hoofd.

Het blokkeren van de bankrekeningen duurt lang omdat er verplichte tussenkomst is van notaris en vrederechter. Of rekeningen wel of niet betaald worden is op dit moment té afhankelijk van de bank en zelfs de medewerker waarmee je te maken hebt.

Er bestaat al heel wat ondersteuning. Alleen is het in moeilijke omstandigheden na een verlies moeilijk, zo niet onmogelijk om in het kluwen van wat er allemaal bestaat de weg te vinden. Iedere dienst, iedere organisatie op zichzelf doet prachtig werk, alleen zien zij het geheel niet. Het idee om dit onder te brengen bij OCMW of CAW? Er gaat zich daar hetzelfde probleem stellen. Zij moeten al veel kennis hebben in zoveel andere materies. Ook voor hen wordt het moeilijk om alles, op alle niveaus en met alle details op te volgen.

Mijn belangrijkste tip voor de politiek: we zijn overtuigd van de goede bedoelingen, maar maak gebruik van de expertise van de ervaringsdeskundigen, zowel bij het maken van nieuwe regelgeving als bij een eventuele creatie van zo’n centraal punt.


Volledig herbeluisteren kan via deze link

 

Geef een reactie