Vooraleer de begeleiding van een kind op te starten vragen veel therapeuten en kinderpsychologen dat beide ouders daarvoor hun toestemming geven. Is die toestemming echt altijd nodig? Als één ouder weigert, kan het kind dan helemaal niet geholpen worden? Wordt het krijgen van hulp op die manier inzet van het conflict tussen de ouders?

Recht op gezondheidszorg

In het kinderrechtenverdrag lezen we het volgende:

De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid en op voorzieningen voor de behandeling van ziekte en het herstel van de gezondheid. De Staten die partij zijn, streven ernaar te waarborgen dat geen enkel kind zijn of haar recht op toegang tot deze voorzieningen voor gezondheidszorg wordt onthouden.

Dit recht op (geestelijke) gezondheidszorg komt dus wel degelijk in het gedrang als een kind niet de nodige hulp krijgt doordat één van zijn ouders daarvoor geen toestemming geeft.

Toestemming van het kind zelf

De wet op de patiëntenrechten (artikel 12) voorziet dat kinderen die tot een redelijke beoordeling van hun belangen in staat worden geacht, zelfstandig deze rechten kunnen uitoefenen.

Er wordt dus geen exacte leeftijd op gekleefd. Vaak geldt 12 jaar als richtleeftijd voor dit vermoeden van bekwaamheid. Het is de therapeut die de bekwaamheid van de jongere moet beoordelen.

Vermoeden van toestemming

Als het kind niet zelf kan beslissen, beslissen de personen met het ouderlijk gezag. Bijna altijd zijn dat beide ouders samen, ook na een scheiding.  

Het akkoord van ouders betekent niet noodzakelijk hetzelfde als ondertekende formulieren. De toestemming kan stilzwijgend zijn. Als één ouder zich richt tot een hulpverlener, mag die er in principe van uitgaan dat die ouder het akkoord heeft van de andere ouder. De hulpverlener geldt juridisch als “derde te goeder trouw”.

Bovenstaande is heel bruikbaar wanneer een ouder niet meer in beeld is.

Meer discussie kan er ontstaan wanneer de ouder wel op de hoogte is van de begeleiding maar zich niet actief verzet. Als er tamelijk grote zekerheid is dat de ouder op de hoogte is, maar niet reageert, kan men ook hier uitgaan van een stilzwijgende toestemming.

Verzet

Als de hulpverlener duidelijke informatie heeft dat een ouder zich verzet, geldt het vermoeden van goede trouw en stilzwijgende toestemming niet. Alleen het gegeven van een scheiding of relatiebreuk op zich is geen teken van verzet. Degene die de goede trouw van de hulpverlener betwist, zal dat ook moeten bewijzen.  

De hulpvraag

Naar gelang de hulpvraag weegt het belang van toestemming van elke ouder meer of minder zwaar door. Hoe ingrijpender de therapie, hoe zwaarder de toestemming van elke ouder zal doorwegen. Als de actieve medewerking van een ouder nodig is, zal zijn of haar toestemming belangrijker zijn. Als een ouder geen betrokken partij is, wordt die toestemming minder belangrijk. Zo is de toestemming van beiden bijvoorbeeld belangrijker als het rechtstreeks over de scheiding gaat dan wanneer het een communicatieprobleem is tussen de ene ouder en het kind. 

Uitzonderingen

De wetgeving heeft bepaalde voorwaarden bepaald zodat kan afgeweken worden van de vereiste toestemming van beide ouders, wanneer een kind dreigt niet de nodige zorgen te krijgen omwille van het verzet.

  • Het belang van het kind moet geanalyseerd worden. Hoe zit het met zijn of haar welbevinden? Welke noden zijn er? Dit kan via gesprekken met het kind zelf of met de omgeving.
  • De mogelijke gevolgen moeten in kaart gebracht worden, zowel de gevolgen met als zonder therapie. Wat zijn de risico’s als de therapie niet doorgaat? Welke meerwaarde kan de therapie betekenen voor het kind? Maar ook: wat is het risico voor het kind als de therapie wordt opgestart tegen de wil van een ouder?
  • Er moet een schriftelijke motivering opgenomen worden in het dossier waarom er geen toestemming aanwezig is .

Wat kan je als ouder doen?

Wil jij dat je kind begeleid wordt, maar verzet de andere ouder zich hiertegen? Ouderschapsbemiddeling kan soms een oplossing bieden als er nog dialoog mogelijk is, maar de meningen over welke zorgen het kind nodig heeft te ver uit elkaar liggen.  

Als de weigering van de andere ouder echt in de weg blijft staan, kan je overwegen om zelf hulp in te schakelen als ouder. Een hulpverlener kan jou mogelijk helpen, handvaten aanreiken of tools meegeven waarna jij je kind beter kan ondersteunen.

Een andere mogelijkheid is de vraag voor te leggen aan de familierechter. Die kan beslissen of de therapie noodzakelijk is of niet ofwel één ouder aanduiden die de beslissing alleen mag nemen.