We zouden het graag willen, maar we kunnen kinderen de verdrietige kant van het leven niet besparen. Het is een misverstand te denken dat kinderen zich niet bezig houden met de dood. Vele, intussen volwassen mensen, kampen nog steeds met trauma’s die ze hebben opgelopen in hun jeugd bij de confrontatie met de dood van een geliefd iemand. Er zijn helaas geen pasklare antwoorden hoe je kan omgaan met rouwende kinderen. Elk kinderverdriet is uniek en vraagt een persoonlijke benadering. Toch willen we graag enkele tips meegeven.

 

Hoe denken kinderen over de dood?

Kinderen gaan anders om met de dood naargelang hun leeftijd en ontwikkelingsniveau. Weten hoe kinderen over de dood denken kan ons helpen om hen op een aangepaste manier voor te bereiden en op te vangen.

Kinderen tot drie jaar

  • Hebben geen echt besef van de dood, ze kennen het onderscheid nog niet tussen levende en niet levende dingen (een knuffel is voor een peuter net echt).
  • Kennen wel scheidingsangst, angst om weg van mama of papa te zijn. Ze voelen gemis, kennen gevoelens van verloren of alleen zijn en kunnen dus verdriet voelen.
  • Reageren vanuit hun behoeften en hebben geen angst voor de dode.

Kinderen tussen drie en zes jaar   

  • Kennen het verschil tussen leven en dood, maar weten niet precies wat dood is.
  • Begrijpen het definitieve karakter van de dood nog niet, het is tijdelijk. De dood is zoiets als op reis gaan, even weg zijn, slapen.
  • Omdat het begrijpen van de dood zo moeilijk is, kunnen ze vele, vaak zeer praktische, vragen stellen. Langzamerhand beginnen ze te begrijpen dat dood een afscheid is voor altijd.
  • Beginnen te beseffen dat dood en verdriet met elkaar te maken hebben.

Kinderen tussen zes en negen jaar

  • Beginnen al iets meer de dood te begrijpen, komen tot het besef dat de dood onomkeerbaar is.
  • Begrijpen nog niet dat de dood onvermijdelijk is en iedereen overkomt.
  • Het is erg verwarrend voor hen, het maakt angstig, zeker als ze leren dat ook jonge mensen, kinderen, mensen van wie ze houden, kunnen sterven.
  • Ze gedragen zich soms net terug als een kleuter en zijn bang om alleen gelaten te worden.
  • Ze zijn kwetsbaar omdat ze de mogelijkheid hebben om het te begrijpen, maar nog niet in staat zijn om met alle informatie om te gaan.

Kinderen van negen jaar en ouder

  • Weten dat al wat leeft ook doodgaat.
  • Begrijpen dat de dood onomkeerbaar en definitief is, waarbij de overledene niets meer voelt, weet, hoort of ziet.
  • Begrijpen dat de dood iedereen overkomt.
  • Vragen niet altijd aandacht van de volwassenen, durven niet altijd vragen stellen. Ze tonen hun gevoelens vaak in andere reacties en proberen in hun eentje hun verdriet op te lossen.

 

Wat vertel je best niet?

“Mama slaapt voor altijd”: kinderen kunnen dan bang worden om te gaan slapen en denken dat ze niet meer wakker zullen worden.

“Mama ging dood omdat ze zo ziek was”: kleine kinderen kunnen dan denken dat als ze eens heel erg ziek zijn dat ze dood zullen gaan. Je kan beter zeggen dat mama’s lichaam zo stuk was dat het niet meer gemaakt kon worden. Zelfs de allerbeste dokters die heel erg hun best hebben gedaan, konden dit niet meer.

“Papa is op een verre reis gegaan en komt nooit meer terug”: dit beeld is ook onbegrijpelijk voor kleine kinderen. Waarom mochten ze niet mee en meestal komt papa toch terug als hij op reis gaat…

 

Wat kan je wel vertellen?

Vertel zo concreet mogelijk wat dood zijn betekent. Gebruik woorden die het kind kan verstaan. Bij iemand die dood is, klopt het hart niet meer. Hij is koud, kan niet meer bewegen, niets meer voelen. Hij of zij hoeft nooit meer te eten of te drinken, kan niet meer praten, zien of horen en voelt ook geen pijn meer. Iemand die dood is kan nooit meer wakker worden.
Je hoeft niet op elke vraag te antwoorden. Soms is het beter om te zeggen dat je het ook niet weet in plaats van iets te gaan verzinnen. Vraag eens wat ze zelf denken, meestal hebben ze zelf al een antwoord bedacht waarover je dan kan doorpraten.

 

Emoties

Verdriet: het is goed verdriet toe te laten. Huilen helpt het kind om zich te ontladen van interne spanningen. Durf als volwassene je eigen verdriet te tonen.

Boosheid: dit is een vorm van verzet tegen pijn. Het kind wil de pijn niet voelen en gaat niet huilen, maar wordt boos. Het is belangrijk dat dit gevoel er mag zijn.

Angst: het overlijden van iemand uit de naaste omgeving kan angstgevoelens oproepen. Angst voor de eigen dood, angst dat nog een dierbare gaat sterven. Kleine kinderen kunnen terug scheidingsangst krijgen. Praat erover met het kind, geef eerlijke informatie. De fantasie van een kind is vaak erger dan de werkelijkheid.

Schuldgevoelens: ga schuldvragen niet uit de weg. “Ben ik wel altijd lief geweest? Had ik niet meer moeten helpen? Waarom heb ik zoveel ruzie met mijn broer gemaakt?” Erken deze vragen, luister naar het kind en praat erover. Op die manier kan het kind de dingen voor zichzelf een plaats geven.