Momenteel enkel in het Engels te verkrijgen. Er wordt gewerkt aan een Nederlandstalige versie.
Flore VERSCHUEREN, (2022), “Knopje en de maan”
Knopje en de maan vertelt het verhaal van een beer en een eekhoorn die een hechte band vormen. Wanneer de eekhoorn plots besluit uit het leven te stappen blijft de beer achter met allerlei vragen. Het boek toont aan hoe rouw voor iedereen anders is en hoe het soms moeilijk kan zijn om in deze maatschappij op een gezonde manier te rouwen.
Nathalie SLOSSE, (2019), “De visjes van Océane”, 2+
Zelfdoding uitleggen aan een kind lijkt een onmogelijk zware opdracht. Dit boek wil en kan je helpen bij dit moeilijke gesprek.
De opa van Océane heeft een mooi aquarium met kleurrijke vissen. Alleen Vinnie ziet er soms ongelukkig uit. Op een dag springt hij zelfs uit het aquarium. Océane is verdrietig en praat met opa. Hoe moet het nu verder met Drupje en de andere visjes?
Pimm VAN HEST, (2018), “Misschien is doodgaan wel hetzelfde als een vlinder worden”, 3+
Christiaan wandelt met opa in het park en ze spreken samen over de dood. Wanneer gaat iemand dood? Wat is er na de dood? Ben je bang van de dood?
Nathalie SLOSSE, (2017), “Per ongeluk”, 4+
De vrolijke stemming bij de vijver slaat helemaal om wanneer Snuiter per ongeluk een van de eieren van mama Eend laat vallen. Snuiter is bang voor de gevolgen. Hij schaamt zich ook. Wat zou hij graag de tijd terugdraaien. Maar wat gebeurd is, is gebeurd. Gelukkig krijgt Snuiter de kans om het goed te maken et de eendjes en helpt iedereen elkaar verder.
Een herkenbaar verhaal over onbedoeld schuldig zijn en de worsteling voor zowel slachtoffer als veroorzaker om hiermee om te gaan.
Nathalie SLOSSE, (2017), “Vaarwel, mijn boekje vol herinneringen”
Een invulboekje waarmee kinderen zelf aan de slag kunnen. Herinneringen zorgen ervoor dat de dierbare persoon die je verloren hebt toch een beetje verder leeft. Zo ontstaat een tastbaar aandenken om vandaag en in de toekomst te koesteren.
Kai LUFTNER & Katja GEHRMANN, (2013), “Ik mis papa”
Alles is hetzelfde en toch is alles veranderd. De papa van Jonas is gestorven en daar bestaan geen pillen voor, ook geen hele vieze. Ook de mensen doen anders.
Een prentenboek dat zich ondanks het moeilijke onderwerp, het verlies van een ouder, ook richt op een positieve boodschap: hoezeer hij ook wordt gemist, de vader zal altijd voortleven in de kleine jongen zelf.
Nathalie SLOSSE, (2012), “Toverdruppels”
Snuiter is verdrietig, want zijn vriend Grote Boom is ziek. Als hij begint te huilen verschijnt de tranenfee. Zij vangt zijn tranen op in een flesje. Zo ontdekt Snuiter dat tranen toverdruppels zijn waar de Tranenfee iets heel bijzonders mee kan. Snuiter helpt haar bij het verzamelen van meer toverdruppels want kleine en grote verdrietjes wachten op een beetje troost.
Een vertederend verhaal met herkenbare situaties en wijsheid op kindermaat. Toverdruppels nodigt kleine kinderen uit om over verdriet en troost te spreken. Met achter in het boek een schatkist vol spelletjes en knutselopdrachtjes van de Tranenfee zodat niemand nog bang hoeft te zijn voor kinderverdriet en tranen.
Sylvia VANDEN HEEDE, (2007), “Een bed bij het raam”
Ontroerend verhaal over een jongetje dat ziet dat zijn mama niet meer beter wordt.
Het nieuwe bed van mama is leuk. Boven het bed hangt een trapeze, net als in het circus. Toch is Stan verdrietig en een beetje boos. Mama is al lang ziek en ze wordt maar niet beter, kon hij maar een wens doen.
Robie H. HARRIS, (2002), “Dag muisje”
Als op een morgen Muisje gestorven is, leert een jongetje zijn verdriet te verwerken door Muisje met een ritueel te begraven.
Rosemarie DE VOS, (2002), “Lies en Kleine kater”
Lies en Kleine kater zijn dol op elkaar. Maar dan gebeurt iets heel ergs. Kleine kater wordt gebeten door een hond en is dood. Paarse poes begrijpt dat niet. Lies en Paarse poes maken een mooie doos en begraven Kleine kater hierin. Paarse poes wordt het vriendje van Lies en samen leggen ze mooie bloemen aan het graf van Kleine kater.
Dick BRUNA, (1996), “Lieve oma Pluis”
Nijntje is verdrietig. Oma Pluis is dood. Oma ligt thuis opgebaard. Daarna wordt ze begraven in het grote bos onder een deken van mos. Nijntje brengt plantjes naar het graf. Zo voelt Nijntje zich nog even bij oma.
Max VELTHUIJS, (2001), “Kikker en het vogeltje”
Kikker vindt een vogeltje op de grond. Haas zegt dat het vogeltje dood is. De dieren besluiten om het vogeltje te begraven. Ze zijn onder de indruk. Dan gaan ze verder spelen. Het leven gaat verder.
Tannia SELS, (2000), “Nooit meer is voor altijd”
De vader van Lotte is gestorven. Mama en Lotte hebben verdriet: papa komt nooit meer terug. Lotte vraagt zich af wat ‘nooit meer’ betekent. Mama is veranderd, ze speelt niet meer met Lotte, ze leest niet meer voor, ze doet niets meer… Ook Lotte is niet meer de Lotte van vroeger. Mama neemt haar op schoot. Nu weet Lotte dat alles weer goed zal worden, maar wel anders, want papa is er niet meer bij.
Momenteel enkel in het Engels te verkrijgen. Er wordt gewerkt aan een Nederlandstalige versie.
Patrik SOMERS, (2000), “Sterrenkind”
Na de vakantie is er een kringgesprek met de klas. Tineke vertelt dat haar broertje Michiel gestorven is. Ze vertelt over het ziekenhuis, over het afscheid nemen en de begrafenis. De juffrouw geeft wat uitleg over cremeren en de hemel. Tineke heeft steun aan de gedachte dat Michiel nu een sterrenkind geworden is. De kinderen richten een hoekje van de klas in voor alle gestorvenen van wie ze nog steeds veel houden.
Bruce SANDERS, (2003), “Wat je moet weten over dood en sterven”
In dit boek wordt openhartig gepraat over de dood. Er wordt uitgelegd wat er gebeurt als er iemand sterft en hoe we een dode herdenken. Er wordt gepraat over hoe we ons voelen als iemand waarvan we houden sterft, en hoe we met die gevoelens om kunnen gaan.
Werner STORMS, (2000), “Dood zijn, hoe lang duurt dat?”
Dit informatief boek beschrijft vragen die bij kinderen kunnen leven rondom doodgaan. Ook voor volwassenen wordt informatie weergegeven.
Luc DESCAMPS, (2001), “De dodelijke pijp“
Joliens’ zusje Ellen is overleden. Ze wonen in de buurt van een verbrandingsoven. Jolien ontdekt daar vaten met gif. Jolien wordt gevat en terecht gewezen door de politie wegens binnendringen op verboden terrein. Jolien laat het hier niet bij en onderneemt een protestactie die de buurt en ook de pers alarmeert. Ze klimt naar de top van de schouw en hangt daar een spandoek op met de naam van haar overleden zus. Dit gebaar brengt de buurt in beweging en de oven wordt gesloten.
Dit boek geeft een realistische kijk op verdriet en verlies en leert dat men er ook positief mee kan omgaan.
Gerda DE PRETER, (2001), “Een koffertje voor opa”
Arne voelt zich erg eenzaam thuis. Mama is steeds moe sinds zijn nieuwe zusje geboren is. Papa werkt hard want hij is baas van een school vol kinderen en varkens. Gelukkig is er opa om mee te gaan wandelen of om samen figuurtjes uit hout te maken. Op een dag wordt opa erg ziek. Hij zal snel beter worden, want hij heeft immers beloofd dat ze samen op reis gaan naar een land waar altijd de zon schijnt. Maar opa moet alléén op reis…
Een boekje over ziek zijn en sterven, maar ook jaloezie op het zusje en de scheiding van de ouders van een vriendinnetje worden aangeraakt. Kinderen zullen er zeker een en ander in herkennen. Ouders kan het leren hoe we het beter kunnen aanpakken dan de mama en papa van Arne.
Jostein GAARDER, (2003), “Het sinaasappelmeisje”
Jan Olav is elf jaar geleden overleden. Zijn zoon Georg was toen drie en kan zich zijn vader nauwelijks herinneren. Op een dag komen zijn grootouders met een brief voor Georg van Jan die hij de laatste dagen van zijn leven geschreven heeft. Daarin vertelt zijn vader het sprookje van een geheimzinnig sinaasappelmeisje, wat eigenlijk het verhaal is van de liefdesgeschiedenis tussen zijn ouders en zijn geboorte. Zijn vader stelt hem in deze brieven ook belangrijke levensvragen. Georg kruipt achter de oude pc van zijn vader en via het beantwoorden van die vragen ontstaat een nieuw boek.
Riet FIDDELAERS-JASPERS, (2000), “Wie ben ik zonder jou? Jong zijn en verder leven na een verlies”
Dit boekje geeft informatie aan jongeren over het omgaan met een verlies binnen het gezin. Hoe lang duurt rouw? Waarom is alles anders thuis? Ik het wel normaal wat ik voel?
Martha HEESEN, (2003), “Toen Faas niet thuiskwam”
Het verhaal vertelt hoe een gezin van vader en twee zonen ontwricht na het overlijden van de moeder. Eén van beide zoons, Faas, is een jongen van elf jaar die “anders” is. Hij vertoont een vorm van autistisch gedrag wat zich vooral uit in regelmatig weglopen. De oudste zoon – de ik-figuur moet steeds zijn jongere broertje zoeken. Hij is een sterke jongen die het verdriet van zijn vader en zijn broertje zo goed mogelijk tracht op te vangen. Vader tracht zijn gezin in evenwicht te houden, maar doet dit zeer onwennig. De oudste zoon slaagt er in om Faas te helpen uiting geven aan zijn emoties en om een nauwere band te smeden tussen hem en zijn vader. Zo komen ze samen tot een zekere verwerking van het verdriet rond het verlies van moeder.