Tot en met augustus 2014 waren voor familiale kwesties verschillende rechtbanken bevoegd. In de aanloop naar een echtscheiding besliste de Rechter in kortgeding over de zogenaamde dringende en voorlopige maatregelen (bijvoorbeeld betreffende de verblijfsregeling voor de minderjarige kinderen), de Burgerlijke rechtbank sprak de echtscheiding uit, de Jeugdrechtbank beslechtte de geschillen met betrekking tot de kinderen na de echtscheiding, de Vrederechter regelde de (pure) alimentatiegeschillen na de echtscheiding.
Ongeveer iedereen was en is ervan overtuigd dat deze versnippering moest ongedaan gemaakt worden. Maar pas na tientallen jaren parlementair gezwoeg kwam er uiteindelijk een geschikte regeling tot stand: de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, voerde een eengemaakte Familierechtbank in. De wet werd van kracht op 1 september 2014.
De Familierechtbank is bevoegd voor quasi alle familiale kwesties: huwelijksvermogensrecht, echtscheidingen, ouderlijk gezag en verblijfsregeling voor minderjarige kinderen, onderhoudsvorderingen (tenzij die verband houden met een leefloon), voorlopige maatregelen na een relatiebreuk, vereffening en verdeling, afstamming en adoptie, erfopvolging, testamenten en schenkingen….
Er is een Familierechtbank in elk van de 12 gerechtelijke arrondissementen, als afdeling van de Rechtbank van eerste aanleg.
Elke Familierechtbank moet beschikken over minstens 1 kamer voor minnelijke schikkingen. Partijen worden tijdens de inleidende zitting ingelicht over de mogelijkheid een geschil te beslechten via verzoening of bemiddeling. Het initiatief om een zaak aan deze kamer voor te leggen kan zowel van partijen als van de rechter uitgaan.
De wet van 30 juli 2013 verplicht de Familierechtbanken om minderjarige betrokkenen vanaf 12 jaar te horen, als die dat willen. Iedere minderjarige vanaf 12 jaar die belanghebbende is in een procedure voor de familierechtbank krijgt een brief toegestuurd met de nodige informatie en een antwoordformulier. Ook jongere kinderen hebben het recht om gehoord te worden
Een versnelde procedure (kort geding) is voorzien voor welbepaalde hoogdringende geschillen. Er geldt een vermoeden van hoogdringendheid voor vorderingen in verband met de afzonderlijke verblijfplaats, de regeling van ouderlijk gezag, de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact, onderhoudsverplichtingen en voorlopige maatregelen. Ook andere vorderingen kunnen in kort geding behandeld worden, maar dan moet de hoogdringendheid bewezen worden.
Sinds 1 september 2018 moet je bij een echtscheiding met onderlinge toestemming niet meer persoonlijk verschijnen. De procedure verloopt volledig schriftelijk. De rechter kan als hem iets niet duidelijk is, wel nog vragen om langs te komen.
Alleen inzake de bescherming van geesteszieken en meerderjarige onbekwame personen blijft de Vrederechter bevoegd, maar alle andere familiale kwesties moet hij afstaan aan de Familierechtbank.
De Jeugdrechtbank blijft nog alleen bevoegd voor jeugdbeschermingsdossiers, zeg maar: beschermende maatregelen betreffende minderjarigen die in gevaar zijn (bijvoorbeeld als slachtoffer van een misdrijf) en/of die zelf een misdrijf pleegden.
De Familierechtbank is een burgerlijke, geen strafrechtelijke rechtbank. Misdrijven (bijvoorbeeld huishoudelijk geweld, seksueel misbruik, ontvoering, niet betalen van onderhoudsgeld…) behoren daarom niet tot haar bevoegdheid.